Knut Ødegård (1945)




LENTE

Lente! Wondermooie oude woorden voor
milde winden uit het zuiden als alle dakgoten
van de stad zich hees gegorgeld hebben van regen en slijk
ten hemel spat (en mij onder-!) van gele
bussen door de stad:
Onderbroeken lakens als triomfantelijke
vaandels in de wind van moeders waslijnen wapperend, laarzen-
tijd en dammen die het begeven, een zondvloed raast
langs de rivier de Molde naar beneden, stort de fjord in
zoals geweldige walvissen hun fonteinen
ten hemel spuiten en met grote harten
diep het ijswater inglijden. O lente van de kindertijd! Je komt

met milde winden tegen moeders schone was aan de lijnen
en vouwt kledingstukken uit als reusachtige postzegels:
De grote rooie of groene uit Spanje die op hun kant 
stonden, waar is de postzegelverzameling van mijn kindertijd?
Op zolder in moeders gele huis in de lente zijn ze,
deinende trappen op, met andere oude dromen
weggeborgen in het dunne zolderdonker: Mijn water-
verfdoos, de figuurzaag met triplex
en mijn herbarium met de witte wintergroenbloem
die ik in de bosgrond van mijn puberteit vond (vochtige
aarde en mannetjesvaren, dunne vingers onder
varenblad). Daar
komt de lente op volle kracht met zijn grote gevoelens! Het post-
zegelhart (het grote, dat op brieven uit verre landen zat) vliegt
de trappen op, ze maken scherpe bochten en deinen naar boven
naar de zolder van het huis van mijn kindertijd. Doe
het zolderraam open en milde winden uit het zuiden strelen
lichtend langs de dromen van mijn kindertijd. Vogelzang breekt binnen
en weldra barst ik, als de oude berk
in de tuin, uit in 'n duizelingwekkend groen gejubel

Uit Biesurr, laksesprang (1983)



over Knut Ødegård
Molde, geboorte- en woonplaats van de dichter 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten